Home

Samenvatting

Leeswijzer

Opzet van de begroting
Dit is de Begroting 2026. Deze begroting geeft inzicht in de Zuid-Hollandse opgaven die de provincie aanpakt, hoe zij dat gaat doen en hoeveel financiële middelen daarbij in de periode 2026-2029 ingezet gaan worden. De indeling van de begroting is wettelijk bepaald in het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten (het BBV).

De Begroting 2026 is opgebouwd uit zes onderdelen:

  1. Bestuurlijke inleiding
  2. Financieel beeld
  3. Beleidsbegroting: Ambitieplan
  4. Beleidsbegroting: Paragrafen
  5. Financiële begroting
  6. Bijlagenboek

In de bestuurlijke inleiding geven we de belangrijkste doelstellingen voor de komende periode weer. Daarnaast behandelen we op hoofdlijnen een aantal belangrijke ontwikkelingen voor de provincie en wijzigingen in de begroting.

In het financieel beeld geven we inzicht in hoeveel middelen er worden ingezet, de mutaties op het begrotingssaldo en het effect hiervan op de algemene vrije reserve. Bovendien geven we inzicht in de meerjarige ontwikkeling van de begroting.

De beleidsbegroting bestaat uit het ambitieplan en de paragrafen:

  • Het ambitieplan is een samenhangend geheel van beleidsdoelen en beleidsprestaties en kent een uitwerking in 3 niveaus (de 3 W-vragen).
  • De paragrafen bevatten ambitieoverstijgende informatie waarmee Provinciale Staten inzicht krijgt in de financiële positie van de provincie, de beheersmatige aspecten en de risico's. Vanuit het BBV zijn acht paragrafen verplicht voorgeschreven en zijn drie paragrafen toegevoegd op verzoek van Provinciale Staten (Arbeidscapaciteit, EU-subsidies en Subsidies).

De financiële begroting geeft op een gedetailleerde wijze inzicht in de geraamde baten, lasten en mutaties in reserves. Daarbij maken we onderscheid naar structurele en incidentele posten in de begroting en lichten we toe op basis van welke uitgangspunten de begroting is opgesteld (grondslagen). Daarnaast geven we inzicht in de financiële positie van de provincie via de geprognosticeerde balans, een overzicht van verleende garanties en waarborgen, een specificatie van onze bezittingen (activa), en de ontwikkeling van de reserves, voorzieningen en overlopende passiva.  

De structuur van de beleidsbegroting (ambities)
De beleidsbegroting bestaat uit zeven beleidsinhoudelijke ambities:

  1. Samenwerken aan Zuid-Holland
  2. Bereikbaar Zuid-Holland
  3. Schone energie voor iedereen
  4. Een welvarend Zuid-Holland
  5. Gezonde natuur, toekomstbestendig watersysteem en vitale landbouw
  6. Sterke steden en dorpen in Zuid-Holland
  7. Gezond en veilig Zuid-Holland.

Daarna wordt het Overzicht Algemene middelen en Organisatie gepresenteerd, waarbij geldt dat de inhoudelijke toelichting van het Overzicht Organisatie is opgenomen in de Paragraaf Bedrijfsvoering.

Elke ambitie kent een uitwerking in 3 niveaus (de 3 W's):

  • Beleidsdoelen (PS) - 1e W-vraag: W at willen we bereiken?
  • Beleidsprestaties (GS) - 2e W-vraag: W at gaan we doen om het beleidsdoel te realiseren?
  • Hoeveel middelen zetten we daarvoor in - 3e W-vraag: W at mag dat kosten?

Provinciale Staten stellen de uitwerking van de ambities en beleidsdoelen vast inclusief de middelen die hiervoor op het niveau van het beleidsdoel beschikbaar worden gesteld. Gedeputeerde Staten stellen de uitwerking van de beleidsprestaties en de middelen die daarvoor beschikbaar worden gesteld vast.

Relatie tussen de beleidscyclus (Omgevingsbeleid) en de planning- en controlcyclus
Het Omgevingsbeleid bestaat uit al het beleid voor de leefomgeving in Zuid-Holland en beschrijft hoe de provincie werkt aan een goede leefomgeving, welke plannen daarvoor zijn, welke regels daarbij gelden en welke inspanningen de provincie daarvoor levert. Het Omgevingsbeleid wordt gevormd door de Omgevingsvisie, het Omgevingsprogramma, en regels die zijn opgenomen in de Zuid-Hollandse Omgevingsverordening.
Voor de wijze waarop dit beleid tot stand komt wordt de beleidscyclus gevolgd. Dat is een modulaire werkwijze, wat betekent dat herzieningen op onderdelen plaatsvinden en alleen wanneer daartoe concrete aanleiding is. Het overzicht van voorgenomen aanpassingen wordt bijgehouden in de Lange Termijn Agenda (LTA) Omgevingsbeleid, die meerdere malen per jaar een update krijgt en vastgesteld wordt door Provinciale Staten. De beleidscyclus bestaat uit zes stappen, die nader zijn toegelicht in de Omgevingsvisie, hoofdstuk 6.

Sinds de Voorjaarsnota 2024 is de structuur van het Omgevingsbeleid overgenomen in de structuur van de planning- en controlproducten. Zowel het Omgevingsbeleid als de planning- en controlproducten kennen een indeling in zeven beleidsinhoudelijke ambities en daarin opgenomen beleidsdoelen. Onder elk beleidsdoel zijn in het Omgevingsbeleid één of meerdere beleidskeuzes opgenomen die overeenkomen met de beleidsprestaties in de planning- en controlproducten.

Indicatoren
Een manier om beleid te kunnen monitoren is door gebruik te maken van indicatoren. In de planning- en controlcyclus (via de begroting en de jaarstukken) wordt de voortgang inzichtelijk gemaakt via indicatoren die wettelijk zijn voorgeschreven of die genoemd zijn in de financiële verordening. In de beleidscyclus wordt dit inzichtelijk gemaakt via de Beleidsmonitor. In een technische sessie op woensdag 3 september 2025 is uitleg gegeven over de opzet en werking van de Beleidsmonitor. Een eerste versie van de Beleidsmonitor wordt via een GS-brief gelijktijdig met de Begroting 2026 aan Provinciale Staten toegestuurd.

Doeltreffendheid, doelmatigheid en rechtmatigheid
Van overheidsorganisaties wordt verlangd dat zij verantwoording afleggen over de vraag of zij de goede dingen doen (doeltreffendheid), of zij de dingen goed doen (doelmatigheid) en of zij daarbij voldoen aan wet- en regelgeving (rechtmatigheid). Dit betekent dat het, ook voor de provincie, van groot belang is inzicht te hebben in de kwaliteit van het eigen handelen. Provinciale Staten zijn daarbij verantwoordelijk voor de controle op de doeltreffendheid, doelmatigheid en rechtmatigheid van het provinciebestuur en Gedeputeerde Staten leggen verantwoording af over het door hen gevoerde bestuur.

Zowel via de beleidscyclus als de planning- en controlcyclus wordt over de genoemde aspecten gerapporteerd, al kan de reikwijdte en diepgang daarvan verschillen. De beleidscyclus, die is opgebouwd uit zes stappen, heeft als laatste stap 'evaluaties en monitoring'. Het provinciale beleid wordt gemonitord en op gezette tijden geëvalueerd. Monitoring en evaluatie kunnen signalen bevatten die uiteindelijk weer leiden tot beleidsaanpassingen. In de Lange Termijn Agenda (LTA) Omgevingsbeleid, onderdeel 5. Evaluaties en monitoring, is een overzicht en planning opgenomen van evaluaties en monitoring die relevant zijn voor het beleid van de provincie Zuid-Holland. Dit overzicht geeft ook invulling aan de hierover gemaakte afspraken met Provinciale Staten in de Verordening Beleidsevaluaties (2016). Een onderwerp dat via deze evaluaties en monitoring aan bod komt is bijvoorbeeld de doeltreffendheid van de inzet van subsidies. Een substantieel deel van onze middelen wordt via dit instrument namelijk uitgegeven.

Via de planning- en controlcyclus wordt in de tussentijdse rapportages en de jaarstukken gerapporteerd over de voortgang van de doelen en de daarmee gepaard gaande inzet van middelen (inclusief arbeidscapaciteit). In de jaarstukken wordt daarbij specifiek aandacht geschonken aan de mate waarin wordt voldaan aan wet- en regelgeving via de rechtmatigheidsverantwoording en de toelichting daarop in de paragraaf Bedrijfsvoering.

Producten binnen de planning- en controlcyclus
De planning- en controlcyclus bestaat uit de kadernota, de begroting, tussentijdse rapportages (voorjaarsnota en najaarsnota) en de jaarstukken. Dit is vastgelegd in de financiële verordening, artikel 2.1. De cyclus start met de kadernota. Daarin wordt het meerjarig beeld geschetst van de financiële positie van de provincie, rekening houdend met (externe) ontwikkelingen en strategische afwegingen. Vervolgens wordt dit kader gehanteerd voor de uitwerking van de begroting, waarin middelen worden gekoppeld aan de beleidsdoelen per ambitie. Via de tussentijdse rapportages worden, op basis van de actuele stand van zaken, noodzakelijke bijstellingen doorgevoerd op de begroting. De cyclus eindigt met het opstellen van de jaarstukken, waarin een beleidsmatige en financiële verantwoording is opgenomen.

Programma Zuid-Hollandse Infrastructuur
Een onderdeel van deze cyclus is het Programma Zuid-Hollandse Infrastructuur (PZI). Het PZI geeft een financieel beeld van de ambitie voor nieuwe infrastructuur zoals wegen, vaarwegen, spoor, fietspaden, sluizen en bruggen en voor beheer en onderhoud van bestaande infrastructuur.

De functie van het PZI is om meer inzicht te geven in de lange termijn uitgaven voor bereikbaarheid en dan specifiek infrastructuur. Het PZI omvat alle infrastructuurprojecten en activiteiten waarvoor de provincie Zuid-Holland budget beschikbaar heeft gesteld.

Het PZI wordt ieder jaar in het najaar vastgesteld, als bijlage bij de begroting van de provincie. Provinciale Staten stellen jaarlijks investeringskredieten beschikbaar voor projecten die naar de voorbereidingsfase of uitvoeringsfase gaan. In de begroting wordt daarvoor doorverwezen naar het PZI. Bijstelling van het langjarige programma vindt plaats via de Kadernota in het voorjaar en in het najaar bij het nieuwe PZI. De bijstelling van budgetten in het lopende jaar vindt plaats via de tussentijdse rapportages.

Planning- en controlcyclus begrotingsjaar 2026
In onderstaande tabel is opgenomen welke producten in welke kalendermaand worden behandeld in een
vergadering van Provinciale Staten. De producten hebben betrekking op het begrotingsjaar 2026.

P&C cyclus

Juli 2025

November 2025

Juli 2026

November 2026

Juni 2027

Begrotingsjaar 2026

Kadernota

Begroting

Voorjaarsnota

Najaarsnota

Jaarstukken

Bijlage Wijzigingen ambitie 2. Bereikbaar Zuid-Holland

Bijlage PZI

Classificatie bijstellingen
In deze begroting zijn verschillende bijstellingen opgenomen. Per bijstelling voegden we een classificatie toe in de toelichting op de 3e W-vraag ‘Wat mag dat kosten?’. Daarmee willen de begroting leesbaarder maken en PS ondersteunen bij hun besluitvorming.

Classificatie

Toelichting

Nieuw besluit
(Nieuw ter besluitvorming)

Dit betreft bijstellingen die het gevolg zijn van nieuw beleidvoor niet eerder vastgestelde doelen of niet eerder vastgestelde activiteiten of middelen bedoeld om deze doelen te bereiken. Nieuw wil in de praktijk zeggen, dat wij deze activiteiten nog niet doen en dat wij hier nog geen middelen voor beschikbaar hebben gesteld.

In deze categorie zijn ook begrotingswijzigingen opgenomen over de actualisatie van bestaand beleid in de vorm van intensivering of heroverweging/scope wijzigingen. Het gaat hierbij om actualisatie van activiteiten of de inzet van middelen binnen een bestaand takenpakket, gericht op het bereiken van vastgestelde doelstellingen.

Bestaand beleid

Dit betreft bijstellingen die het gevolg zijn van reeds in PS aangenomen Statenvoorstellen, moties of amendementen en die nu financieel-administratief worden verwerkt in dit P&C-product.

Dit kunnen bijstellingen zijn als gevolg van indexeringen, reëel ramen van de middelen, autonome ontwikkelingen, etc. Daarnaast valt hieronder ook de aframing van bestaande budgetten.

Getalnotatie (v) en (n)
In de toelichting op de 3e W-vraag 'Wat mag dat kosten?' geven we per bijstelling in de titel aan wat het financiële effect van die bijstelling is. Daarbij geldt:

  • Een (v) betekent dat de lasten worden verlaagd en/of de baten worden verhoogd.
  • Een (n) betekent dat de lasten worden verhoogd en/of de baten worden verlaagd.

Per bijstelling geven we vervolgens aan hoe dit financiële effect wordt verwerkt. Het kan bijvoorbeeld verrekend worden met een daarvoor ingestelde reserve, een bijbehorende specifieke uitkering of met het begrotingssaldo.

Lastencategorieën
In deze begroting geven we in het samenvattend financieel beeld inzicht in de opbouw van de lasten via een grafiek. Datzelfde doen we bij elke ambitie bij de 3e W-vraag 'Wat mag dat kosten?'. De lasten verdelen we daarbij in 4 categorieën:

  • Arbeidskosten: dit gaat om de loonkostenformatie zoals opgenomen onder A in de paragraaf Arbeidscapaciteit .
  • Kapitaallasten: dit gaat om de kapitaallasten als gevolg van een investering.
  • Subsidies en inkomensoverdrachten: dit gaat om de lastneming van subsidies en daarnaast bijdragen aan vooral andere overheidsinstellingen.
  • Overige lasten: dit gaat om de lasten die niet horen bij de hiervoor genoemde categorieën. Dit gaat om dagelijks onderhoud, externe inhuur, beleidsmatige onderzoeken, software licenties, stortingen in voorzieningen, afwaarderingen van aangekochte gronden, te betalen belastingen, gas/water/licht en verschillende overige uitgaven.

De categorie 'subsidies en inkomensoverdrachten' vormt een omvangrijk deel van de provinciale begroting. In deze categorie zijn de lasten begroot van subsidies. Hieronder zit ook de concessie voor het openbaar vervoer. In de categorie staan ook de bijdragen die de provincie verstrekt aan andere overheidsinstellingen, zoals de omgevingsdiensten. Dergelijke bijdragen heten in de verslaggevingsregels (Iv3) 'inkomensoverdrachten'.

Deze pagina is gebouwd op 10/06/2025 15:59:38 met de export van 10/06/2025 15:49:09